Aan de haal met een korjaal - Reisverslag uit Paramaribo, Suriname van Bianca - WaarBenJij.nu Aan de haal met een korjaal - Reisverslag uit Paramaribo, Suriname van Bianca - WaarBenJij.nu

Aan de haal met een korjaal

Door: Bianca

Blijf op de hoogte en volg Bianca

12 Oktober 2007 | Suriname, Paramaribo

Voor de jungletocht was het noodzakelijk vroeg te vertrekken zodat we de rondleiding in St. Laurent nog zouden kunnen meepikken. Helaas zat het verkeer in Paramaribo muurvast. Er was een demonstratie i.v.m. de start van het proces tegen de betrokkenen van de decembermoorden. Bijna 25 jaar geleden inmiddels dus ook bijna verjaard. Het brengt de gemoederen aardig in beweging. In ieder geval liepen we dus meteen al dusdanig veel vertraging op dat we die rondleiding wel konden vergeten.

Nadat we de brug over de Surinamerivier hadden gehad reden we verder over een hobbelige weg richting Albina. Een lange maar wel leuke rit langs veel schattige, kleinere houten huisjes in Pippie Langkous stijl. Ook bijna allemaal weer verwaarloosd. De handen van een enthousiaste doehetzelver gaan hier absoluut jeuken!

Aan het begin van de middag kwamen we in Albina aan. Met een Piaka (een soort breed uitgevallen roeiboot) de monding van de Marowijne rivier overgestoken en voet aan wal gezet in Frans Guyana: St. Laurent. Alles is hier meteen Frans: de nummerborden, bewegwijzering, Franse automerken, de taal, croissants, brie….. De prijzen (in Euro’s) waren ook Frans (duur!) met één uitzondering: de wijn. Er werd dus flink wat wijn ingeslagen.

Terug bij de steiger trof ik een onbekend Nederlands echtpaar in “onze” boot aan. Zij bleken met Holland International te reizen en zouden een stukje met ons meegaan (!!?!?!?!). Meteen de agent gebeld en die vertelde me doodleuk dat ze inderdaad met onze bagageboot mee zouden liften tot aan de eerst volgende overnachtingsplek. Dat kan dus gewoon echt niet en dat heb ik ‘m verteld ook. Uiteindelijk beloofde hij dat hij het voor morgen wel zou gaan regelen. Het ging me een te ver om deze mensen in Frans Guyana achter te laten dus ze zijn meegelift naar Galibi.

Galibi heeft qua uiterlijk alles weg van een tropische droombestemming; een breed, wit strand met overhangende palmbomen, kabbelend water en een strak blauwe lucht. Echter, wanneer je uit de boot stapt begrijp je meteen waarom dit geen zonzeestrandbestemming is geworden: je zakt tot je kuiten weg in het slijk dat door de Marowijnerivier richting zee wordt aangevoerd. Het was dus best lastig om de boot met z’n allen richting strand te duwen; je schoenen worden door de zuigende modder steeds weer van je voeten getrokken.
De volgende dag met dezelfde boot terug naar Albina en onderweg (zeldzame!!) zoetwater dolfijnen gezien. De “vreemde” Nederlanders liftten weer mee maar zouden daar bij een andere groep aansluiten. Daar aangekomen eerst kennis gemaakt met de gids en bootsmannen. Gids Gerson kende ik nog van m’n eerste Surinametrip en hij herkende mij ook meteen; leuk!

De bootsmannen begonnen met het overladen van de bagage in de korjalen; inclusief de bagage van de “vreemde” Nederlanders. Was het dus potverdorie nog niet geregeld. Het gevolg was dat ik meteen een discussie met de crew had die niet beter wisten dan dat zij 2 dagen met ons meereisden. Nou, mooi niet dus! Ik voelde me wel een soort haantje dat z’n territorium aan ’t verdedigen was. Naar dat echtpaar toe was ’t ontzettend lullig maar ja. Gerson heeft ze in contact gebracht met wat andere mensen en dat was het dan. Na een hoop gedoe over ontbrekende en niet passende rugleuninkjes (die je echt nodig hebt als je de hele dag in een bootje zit) zijn we uiteindelijk vertrokken.

De eerste vaardag was meteen een lange. Geen beschutting onderweg dus constant volle zon en daar kunnen wij blanken toch niet goed tegen. Toen we aan het einde van de dag in Wadaa arriveerden had iedereen zich zo ingepakt dat ’t wel koud leek. Maar gelukkig was niemand verbrand.

De tour is verder perfect verlopen. Na Wadaa zijn we via Tjon Tjon naar Drietabbetje gegaan. Een gezellig bosnegerdorpje met een hanenoverschot (en dat is ’s morgens te merken!). Na Drietabbetje zijn we Tapanahonierivier opgegaan naar Granborie, Godoholo, Suna Kamp, Apetina (indianendorp) en uiteindelijk het verste punt: Granda Futu.

De Marowijne- en Tapanohonierivier zijn echt prachtig. In de ondiepe stukken groeien planten met paarse bloemen. Deze plant hebben we de anti-slip plant gedoopt omdat hij ons door z’n stugge, stroeve bladeren de broodnodige grip gaf wanneer we de korjalen door ondiepe stukken moesten slepen. De oevers zijn dicht begroeid met soms reusachtige bomen. Overal zandbanken of kleine, begroeide eilandjes en uitstekende rotsblokken in het water. Dat maakt het meteen ook moeilijk te bevaren maar aan alles kan je merken dat de bootsmannen de rivier goed kennen. Ondanks dat hebben we toch 2 keer een flinke kei geraakt waarbij de bodem van de boot luid krakend omhoog kwam. Ongelooflijk wat zo’n korjaal kan hebben. De schade bleef beperkt tot kleine lekkages die onderweg met stukjes blik, wat spijkertjes en een pakking van karton(!) werden gerepareerd.

Het passeren van stroomversnellingen was leuk! Altijd spannend of wel of niet vast zouden lopen en of we het droog zouden houden. Er komen regelmatig grote plonzen water op willekeurige plaatsen de boot in waardoor je nooit weet of je een nat pak haalt. Oppassen met je camera dus! Vooral stroomafwaarts is het vaak bingo.

Op sommige (ondiepe) stukken moesten we uitstappen en de boot een handje helpen. Bij twee stroomversnellingen moesten we echt aan de slag. Met touwen en sleepten we de boten tegen de stroom verder de rivier op. Na een uurtje ploeteren konden we dan weer instappen.

We passeerden eerst alleen bosnegerdorpen waar kinderen vrolijk zwaaiend aan de oevers staan en vrouwen in BH (of niets) en een kleurige rok of doek (af)wassen of baden. Een aantal dorpen hebben we echt bezocht. Dan zie je drommen kindertjes om je heen die allemaal aan je hand mee willen lopen. Soms had ik er letterlijk aan iedere vinger één. Ze halen de raarste capriolen uit en vragen of je foto’s van ze wilt maken. De ouders vinden het allemaal prima en kijken geamuseerd toe.

Anders is het in de indianendorpen. Zo uitbundig als bosnegers zijn; zo ingetogen zijn indianen. Wanneer we aan wal komen duiken de zwemmende kinderen weg. In de dorpen zelf zie je weinig mensen en ze zijn ook zo stil. De keren dat we bij een indianenkamp of –dorp overnachtten kwamen ze soms toch nog tevoorschijn maar altijd zeer verlegen. De indianenhutten staat op palen en de hut zelf wordt als opslag voor de spullen gebruikt. Het woongedeelte is eronder; gewoon buiten dus in feite. Ieder dorp staat vol met peperstruikjes. Zonder pepers wordt er niet gekookt hier.

Op verschillende plaatsen liggen goudzoekersboten die met een grote slurf zand en grind uit de rivier opzuigen en met een grote machine het goud eruit filteren. Het werken op zo’n boot kan nooit goed voor je zijn. We hebben er eentje bezocht en afgezien van het gigantische lawaai rammelt en schud dat ding aan alle kanten. Je wordt compleet door elkaar geschuffeld. En dan is er nog het kwik waarmee de goudschilfers tot echte goudklompjes worden samengevoegd waarna het in de rivier belandt. Dit tesamen met het kwik dat wordt gebruikt voor de goudwinning landinwaarts maakt dat er nogal wat in de rivier terecht komt. Een zwaar giftig metaal in water waar duizenden mensen van drinken, mee koken, in baden, afwassen, en vissen. Je wilt er gewoon niet aan denken wat dit op de lange termijn voor ze mensen zal betekenen.

Hoewel we vrij diep het oerwoud in zijn gegaan hebben we niet veel dieren gezien. Door de bewoners van de dorpen en kampen wordt al generaties lang gejaagd op alles wat eetbaar is (en ze lusten ALLES) en dat is te merken. Het bleef beperkt tot ara’s, toekans, wevervogels, visarenden, gieren, kolibries, kikkers en padden in alle soorten en maten. Maar ook muggen, teken, kakkerlakken en steekvliegen bleven ons niet bespaard. Steekvliegen zijn ’t ergste, maar om de één of andere reden hebben die duidelijk voorkeur voor bepaalde personen en gelukkig hoor ik daar niet bij.

Het slapen in hangmatten viel iedereen erg mee. Gedurende de trip zijn we allemaal meesters in het opknopen van de hangmat geworden. Op de meeste plaatsen was er standaard een met riet en palmbladeren overdekte hangplek aanwezig. Ook in het droge seizoen kan je flinke regenbuien hebben en dan is zo’n dak boven je hoofd toch wel erg prettig.

Alleen Granda Futu is een onbewoonde (maar waanzinnig mooie) plek waar een geïmproviseerde constructie staat die met het dekzeil van de boot moest worden afgedekt. Het dekzeil bleek echter z’n beste tijd al te hebben gehad: ‘t zat vol met gaten. Gelukkig hadden Henk en Corrie een dikke rol tape bij zich (vooruitziende blik?) waarmee we de grootste gaten enigszins konden dichten. Omdat de constructie er ook niet echt solide meer uit zag hebben we eerst maar even met ze allen tegelijk “proef gehangen”. Het bouwwerk bleek inderdaad niet bestand tegen zoveel Nederlands gewicht en we zakten spontaan een centimeter of 10 omlaag. Een noodreparatie met wat lianen zorgde voor de broodnodige stevigheid.

Voor het grootste deel van tocht was eten en drinken meegenomen maar het is onmogelijk om dat voor alle (9) dagen te doen. De laatste dagen hebben we gesmuld van rijst vers gevangen vis en een soort gefrituurd brood. De drinkvoorraad werd aangevuld met regenwater en als dat er niet was haalden we water uit de rivier dat door een speciale filterpomp drinkbaar werd. En voor de afwisseling was er stroop (zoals limonadesiroop hier genoemd wordt).

’s Avonds lag iedereen steeds extreem vroeg op “bed”; vaak al rond 9 uur. Ik vond dat ook wel prima. Op een gegeven moment ben je het zitten op gammele bankjes of stenen echt wel zat (houten r…!) en bovendien is je hangmat je enige, eigen plekje. Verder heb je constant mensen om je heen.

De sfeer is op wat kleine incidentjes na de hele trip goed geweest. Alleen Dolf en Tineke vallen wat buiten de boot en dat kan ik best begrijpen. Dolf heeft in z’n diensttijd een jaar in Suriname gezeten en praat daar maar wat graag over. Hij denkt werkelijk alles te weten dus af en toe moet ik ‘m even corrigeren. Meestal tactisch, maar soms flapt ’t er ook gewoon uit. Daarnaast gaat hij op een betuttelende, belerende manier met Tineke om en soms snauwt hij haar compleet af. Dat gedrag irriteert mij ook maar ze zijn al 30 jaar getrouwd dus blijkbaar zijn ze gelukkig zo. Loes was degene die haar irritatie over dit gegeven niet bepaald onder stoelen of banken stak en dat zette soms wel een sfeertje neer. We hebben er even over gebabbeld en ook vanuit de groep werd ze erop aangesproken. Dat heeft de angel er wel uit gehaald waardoor het niet tot een echte confrontatie is gekomen. Het bleef dus gezellig gelukkig.

Op een aantal plekken hebben we wandelingen gemaakt. Nooit bijzonder zwaar; maar wel mooi. De beklimming van de Tebuberg was een ander verhaal. Deze berg is feitelijk niet meer dan een grote massieve granieten rots die totaal misplaatst boven de kruinen van het oerwoud uitsteekt. De helling is zo steil dat je er vaak niet normaal kunt lopen maar op handen en voeten naar boven moet. Niet geschikt voor mensen met hoogtevrees! Niet alleen de beklimming is een prestatie; de afdaling ook. Lastig om je evenwicht te bewaren en geen geschikte begroeiing om je aan vast te klampen. Wilde ananasplanten zijn nl. nogal stekelig!

Met z’n tienen zijn we aan de beklimming begonnen; met z’n zessen hebben we de top uiteindelijk bereikt. En niet voor niets; het uitzicht is echt waanzinnig.

Na 9 mooie dagen kwamen we weer in Drietabbetje aan. Daar was iedereen druk bezig met de voorbereidingen van het feest op 10 oktober: de dag van de Marrons. Dat is de dag dat de Marrons (weggelopen slaven) officieel vrij werden verklaard. Ook een dag die vanwege de benaming steeds weer ter discussie staat. Zeer begrijpelijk als je nagaat dat Marron letterlijk “weggelopen vee” betekent! De meisjes kregen mooie kralen in het haar, de jongens worden kaalgeschoren. Er wordt geoefend door dans- en trommelgroepen. Echt jammer dat we er niet bij konden zijn want de 10e vlogen we terug naar Paramaribo.

Na het afscheid van de crew meldden we ons bij de airstrip van Drietabbetje. Even later landde en toch wel erg klein propellervliegtuigje. Daar pasten we nooit met z’n allen in! Even later landde er nog eentje; een groter vliegtuig met 2 propellers. Het bleek de bedoeling te zijn dat er 5 van onze groep in het kleine vliegtuigje zouden stappen. Sommigen zagen überhaupt al tegen de vlucht met zo’n eenvoudig ding op maar bij de gedachte aan zo’n 5 persoonvliegtuigje kregen ineens veel mensen spontaan last van vliegangst. Met uitzondering van 4 personen. Gelukkig maar 4; want dat betekende dat ik ook in dat kleintje kon stappen!

Dit is vliegen in z’n puurste vorm; geweldig!! Het was superkrap en we zaten bijna opgevouwen direct achter de piloot en z’n “dashbord” (heet dat wel zo in een vliegtuig?). Dat bestond uit een aantal simpele wijzertjes en metertjes en een kompas waarmee hij de vluchtrichting bepaalde: consequent richting noord.

Het opstijgen ging gepaard met een hoop gehobbel over het gras van de airstrip; vering heeft zo’n ding niet. En eenmaal in de lucht waait het gewoon binnen! Je voelde ook duidelijk de temperatuurverschillen wanneer we stegen of daalden. En als we door één van de weinige wolken vlogen voelde je meteen iets wat op turbulentie of een luchtzak leek. Het lawaai van de propeller maakte praten erg lastig.

Het uitzicht was fantastisch. Echt hoog gaat zo’n ding niet dus er is genoeg te zien. De boomtoppen van het oerwoud veranderden in een verzameling broccoliroosjes zover als het oog reikte. Ik schrok wel erg van de omvang van de goudwinning die diepe littekens in het groene oerwoud maakt. Alles wat we deze reis gezien en gedaan hebben kregen we vanuit de lucht nog een keertje op herhaling: het stuwmeer en de dam, Brownsberg, de Surinamerivier, de Marowijne en Tapanahonierivier, de Bauxietmijnen en uiteindelijk Paramaribo met het “grote” vliegveld Zanderij. Dit was eigenlijk gewoon een pretvluchtje.

’s Middags waren we dan toch echt weer terug in ons hotel waar we met z’n allen geluncht (blijkbaar zijn ze elkaar nog steeds niet helemaal zat). Dit was de eerste middag die ik voor mezelf kon claimen en dat heb ik gedaan ook. Heerlijk een paar uurtjes gelummeld op m’n kamer; echt lekker!

  • 13 Oktober 2007 - 12:17

    Daan:

    wanneer ben je die ene dag in NL?
    en hoe lang?

  • 15 Oktober 2007 - 08:58

    Marie:

    he bianc ! zou je je niet eens opgeven voor expeditie robinson ?
    volgens mij win je die op je sloffen !
    doei
    marie

  • 15 Oktober 2007 - 15:09

    Carla & Baher:

    Wat een fantastische reisverslagen en werkelijk schitterende foto's weer, Bianca! Suriname gaat helemaal voor ons leven. Da's nog eens andere koek dan een weekje snorkelen in Lahami Bay (we reden nog langs Walid's diving camp), dat wij net achter de rug hebben. We kijken uit naar je vervolgverhalen!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Suriname, Paramaribo

2007 - 2008

Recente Reisverslagen:

26 Januari 2008

Weer thuis.....

19 Januari 2008

Toch nog even eilandhoppen

14 Januari 2008

Back from paradise

09 Januari 2008

Vakantie!!!

06 Januari 2008

Ludiek afscheid van de laatste groep
Bianca

Actief sinds 21 Dec. 2006
Verslag gelezen: 765
Totaal aantal bezoekers 81895

Voorgaande reizen:

20 Oktober 2018 - 18 November 2018

Ethiopië

10 Maart 2016 - 28 Maart 2016

India - Mumbai en omgeving

06 Maart 2015 - 30 Maart 2015

Cuba

21 Februari 2014 - 22 Maart 2014

Nicaragua

01 Maart 2013 - 31 Maart 2013

Panama

02 Maart 2012 - 03 April 2012

Myanmar

04 Maart 2011 - 03 April 2011

Colombia

11 September 2009 - 07 Februari 2010

2009 - 2010

22 Juni 2008 - 23 Februari 2009

2008 - 2009

22 Juni 2007 - 28 Januari 2008

2007 - 2008

15 November 2006 - 15 December 2006

2006

Landen bezocht: